12.
Variationen und Fugen
(für die Orgel)
(1975)

Naar de Luisterwijzer

Play

Het muziekstuk is gecomponeerd voor Jean Wolfs, die het werk in 1976 op het Séverin-orgel (uit 1652) van de OL-Vrouwe Basiliek in Maastricht voor het eerst uitvoerde, waarbij Niël heeft geadviseerd m.b.t. de registratie.
Deze uitvoering is door Hans Leenders, genomen van de CD die hoort bij het door de Stichting Matty Niël in 1999 uitgegeven boek De twaalf tonen van Matty Niël (opnameleiding Peter Soeters, technicus Jo Smeets).
Deze muziek stamt uit de ‘rijpere periode’ van de componist, die in deze jaren met name werkte aan zijn ‘magnum opus’, de opera Wege . “Het is een werk waarin Niël compromisloos … zijn muzikale principes hanteert, waarbij nauwelijks concessies worden gedaan aan de luisteraar, en dat in zijn onverbiddelijke muzikale ascese en strengheid dan ook voor de gemiddelde toehoorder onbarmhartig kan zijn van klank en uitdrukking (‘maar wel heel spannend’ zegt Hans Leenders).” Omdat het een van de moeilijkste werken is uit de 22 hier gekozen, probeer ik de luisteraar (toch) enige handreikingen te doen.
  • Bezetting: orgel
  • Delen: 1. Mässige Achtel (leicht bewegt), 2. Belebt, (3. Sehr bewegt)
  • Uitvoering: Hans Leenders op het orgel van de OL Vrouwe Basiliek te Maastricht.
  • Opname: zie boven
Luisterwijzer
Mässige Achtel (leicht bewegt).
Uitgangspunt is een beweging (motief) van drie korte tonen die melodisch dicht bij elkaar liggen met 'n grote sprong naar een vierde, lange toon.
In dit hele eerste deel gaat het steeds om een ontwikkeling van dat viertoons melodisch motief (dus horizontaal) naar het samenklinken ervan in akkoorden (dus verticaal).
Beluister deze passage een aantal malen, zo word je gevoelig voor de fijnmazige speelsheid waarmee Niël dit proces in gevarieerde vormen laat gebeuren.
Je hoort: toons-herhalingen,
ritmische en melodische varianten
een fortissimo-bastoon in het pedaal (voet-klavier), die na enige tijd terugkeert
toenemende spanning
een pianissimo-inleiding op de afsluitende akkoorden.
Belebt In het Italiaans con brio (?); Willemze (Muzieklexicon) ‘hertaalt’ dat dan treffend met gespierde vertolking. Hier gebeurt precies het omgekeerde: Niël begint met donderende akkoorden (een zeldzaam viervoudig forte: ffff), met dezelfde tonen als in het vier-toons-motief van het eerste deel. Het vier-toons-akkoord (verticaal) is het uitgangspunt dat hij in dit deel door variërende gedaanten (gestalten) melodisch (horizontaal) ontvouwt.
Ook hier de raad: beluister deze passage een aantal keren. Vervolgens hoor je:
  een stijgende opbouw gevolgd door een dalende, die uitkomt bij
de terugkeer van het viervoudig forte
toons-herhalingen
opnieuw het ffff, nu in afwisseling van manuaal en pedaal
een viertal ‘tableaux’ met elk een eigen kleine gebeurtenis
die uiteindelijk in een solo melodische beweging tot stilstand komt, aansluitend:
Sehr bewegt In de partituur loopt de muziek gewoon door, maar eigenlijk begint hier (8′46 ) een soort derde deel, een echte ‘finale’, opgebouwd uit een aantal groot opgezette tableaux, met alles erop-en-eraan.
Merk op: boven de bas-tonen e–f klinkt een kort motief, dat fungeert als brug tussen die tableaux.
er volgt een dansante passage herkenbaar aan de bijzondere registratie (gamba, vox humana?)
uitmondend in het lang aangehouden e–f interval in het pedaal, nu in een zachte passage
een toenemende agitatie (opwinding) leidt tot passagewerk (veel korte tonen over grote afstanden) als aanloop naar de muzikale afsluiting:
allmählich zum Schluß hin breiter werden: naar fffff!
tot slot (als statement?!) hoor je in het pedaal de stijgende majeurtoonladder van D–groot klinken.